* Geschiedenis

Grote Markt

Haarlem is de hoofdstad van de provincie Noord-Holland en de achtste grootste stad van Nederland. Haarlem staat bekend om de farmaceutische industrie en bloemkwekerijen.

Haarlem komt rond 900-950 voor het eerst als nederzetting in de bronnen voor. Er is dan sprake van drie boerderijen in 'Haralem'.

Geschiedenis

De naam Haarlem betekent vermoedelijk `huis op hoge, met bossen begroeide zandgrond`. De graven van Holland hadden er een versterkte woning, van waaruit ze hun grondbezit lieten beheren. In 1245 kreeg Haarlem stadsrechten. De oorspronkelijke boerenbevolking had zich in de periode daarvoor meer op handel en bedrijven toegelegd. Dit kwam onder meer doordat Haarlem gunstig aan een oude noord-zuidverbinding over land was gelegen. Ook het Spaarne was een goede verbinding, maar dan over water. Het stadsrecht betekende dat Haarlem meer eigen baas werd. Ook waren de rechtsregels meer toegesneden op kooplieden en minder op boeren. De stad ontwikkelde zich voorspoedig. Voor de economie waren de bierbrouwerijen (120 in de vijftiende eeuw!), de scheepsbouw en de lakennijverheid erg belangrijk. Er kwamen negentien kloosters en één begijnhof. In de loop van de vijftiende eeuw begon de economie terug te lopen. Huizen kwamen leeg te staan en de stad kon haar schulden niet meer betalen.

Godsdiensttwisten en de Gouden Eeuw

In 1572 koos het stadsbestuur van Haarlem partij voor de opstandelingen van Prins Willem van Oranje en tegen de Spaanse koning. Het gevolg was dat Spaanse troepen eind van dat jaar de stad belegerden (Beleg van Haarlem). Volgens de overlevering speelde Kenau Simonsdr. Hasselaar een belangrijke rol bij de verdediging van de stad. Uiteindelijk moest de stad zich in juni 1573 overgeven. In 1576 legde een enorme brand 449 huizen in de as. De brand was veroorzaakt door de Spaanse soldaten die in de stad waren gelegerd. In 1577 vertrokken de Spanjaarden. De stad kwam toen definitief aan de kant van Prins Willem van Oranje. Dit had tot gevolg dat ook in Haarlem de (katholieke) kloosters werden gesloten. Het katholieke leven moest ondergronds gaan.

De periode na 1577 was een tijd van herstel en al gauw zelfs een tijd van enorme bloei. Rond 1573 waren er ongeveer 18.000 inwoners in Haarlem. In 1622 was het aantal inwoners al tot 40.000 gegroeid. Dit kwam omdat veel Vlamingen naar het noorden trokken, ook naar Haarlem. Zij kwamen, niet alleen omdat zij niet meer onder het Spaanse regime wilden leven, maar ook omdat zij in het noorden meer economische kansen zagen. De bekende Haarlemse schilder Frans Hals is bijvoorbeeld een zoon van een Vlaamse textielarbeider die naar het noorden trok.

Vooral de textielnijverheid kreeg door de Vlamingen een extra impuls, zowel wolnijverheid als de linnennijverheid. Het Haarlemse linnen genoot een hele goede reputatie omdat het in de omgeving van de stad zo mooi hagelwit was gebleekt. Ook werd Haarlem beroemd om de in kunstige patronen geweven zijden stoffen en om de met "machines" gemaakte linten. Deze linten waren belangrijk in de mode uit die tijd. Zo maakte je een oude, maar onverslijtbare jurk weer helemaal up to date.

Ups en downs van 1680 tot nu

Vanaf ongeveer 1680 ging het bergafwaarts met de stad. De bevolking en de bedrijvigheid liepen terug. In 1815 was de bevolking zelfs tot 17.000 inwoners gedaald, waarvan velen arm waren. In 1846 was het beeld nog steeds treurig. Een op de vijf Haarlemmers moest een beroep op de bedeling doen.

Maar in de tweede helft van de negentiende eeuw begon de stad langzaam op te krabbelen. Er kwamen nieuwe industrieën. Zo ontwikkelde de rijtuigenfabriek van J.J. Beijnes zich tot de moderne Koninklijke Fabriek van Rijtuigen en Spoorwagens. Uit de kistenfabriek van Hendrik Figee groeide een bedrijf dat zich toelegde op hefkranen, heimachines en baggermolens. Haarlem kreeg ook een internationale reputatie op het gebied van de grafische industrie. De firma Enschedé bijvoorbeeld groeide uit tot een groot en veelzijdig bedrijf.

Haarlem, dat al vanaf het eind van de zeventiende eeuw in een te ruime jas zat, begon te groeien. Eerst werd de stad alleen met delen van naburige gemeenten uitgebreid. In 1927 werd zelfs gehele gemeente Schoten door de groeiende stad opgeslokt. De crisis van de jaren dertig bracht ook in Haarlem veel sociale ellende teweeg. Zo moest de fabriek Beijnes 400 van de 460 arbeiders ontslaan. Ook de stad kwam in de rode cijfers. Na de Tweede Wereldoorlog verdwenen de grote industriële bedrijven uit de stad. Haarlem werd een stad van winkels, scholen, overheidsdiensten, banken etc. Nu is Haarlem een stad met ca. 148.000 inwoners. Een stad, die terecht trots is op haar lange geschiedenis. Nog enkele opmerkelijke feiten daaruit: eerste spoorlijn (Haarlem-Amsterdam, 1839), eerste elektrische tram (1899), eerste museum in Nederland (Teylers Museum, 1778), eerste voetbalclub (Koninklijke HFC, 1879), eerste honkbalstadion (1963), eerste krant van Europa (1656), eerste HBS (1864), eerste Kweekschool (1868)... En eeuwenlang waren de Haarlemmers trots op hun bier, en nu is er weer Haarlems bier te koop (al wordt het niet meer in Haarlem maar in Tilburg gebrouwen).


Teylers Museum

Teylers Museum

Het oudste museum van Nederland (1784). Een bezoek aan dit museum is een ontdekkingstocht langs kunst en wetenschap, van miljoenen jaren geleden tot en met het heden. Een wandeling brengt u van tekeningen, prenten en schilderijen naar fossielen en mineralen, van natuurkundige instrumenten naar penningen en munten. U maakt kennis met de zondvloedmens en de maashagedis. Als u geluk heeft hangt er een echte Michelangelo of Rembrandt in het prentenkabinet. Met een beetje fantasie ziet u vonken springen van de grootste elektriseermachine ter wereld. Het unieke van dit museum ligt in de historische presentatie, die sinds de 18de en 19de eeuw ongewijzigd is gebleven. De gebouwen en collecties vormen samen een monument van twee eeuwen cultuurgeschiedenis.

 Rembrandt van Rijn
Rembrandt

De Hallen (Vleeshal en Verweyhal)

De Verweyhal en de Vleeshal zijn twee historische gebouwen aan de Grote Markt en behoren tot het Frans Hals museum. Daar staan onder andere de collectie van Frans Hals en nieuwe creaties van andere hedendaagse artiesten.

Het gebouw is vernoemd naar de in 1995 overleden Haarlemse schilder Kees Verwey.

De ossenkoppen op de gevel herinneren aan de oorspronkelijke functie van het gebouw: het was de enige plek in Haarlem waar vlees verkocht mocht worden. Tot 1840 werd het gebouw gebruikt voor de vleeshandel, tegenwoordig worden hier tentoonstellingen gehouden.

Frans Hals Museum

Het Frans Hals Museum dankt de naam aan één van de meest beroemde kunstenaars uit de 17de eeuw en bezit van deze schilder maar liefst elf portretten en groepsportretten. Toch is het museum vooral een kunstmuseum, met een breed opgezette collectie.

Frans Hals wordt gezien als de eerste 'moderne' kunstenaar die kwam met een nieuw realisme in de schilderskunst. Op de leeftijd van 80 jaar schilderde hij nog een groot meesterwerk.

Grote KerkGrote Kerk

De enorme gotische Sint Bavo wordt ook wel in de volksmond Grote Kerk genoemd.

De kerk, die tussen 1400 en 1550 werd gebouwd, en zijn klokkentoren domineren de Grote Markt. Tegen de zuidelijke gevel staan 17de eeuwse huizen en winkels. Tegenwoordig kun je via de kerk meteen één van die winkeltjes binnenlopen.